Problemen met de papierverwerking
Gebruik alleen papier dat voldoet aan de specificaties in de Handleiding Specificaties afdrukmateriaal voor HP LaserJet-printers. Raadpleeg Benodigdheden en accessoires voor bestelinformatie.
Zie Ondersteunde mediaformaten voor de papierspecificaties voor deze printer.
De printer voert meerdere vellen tegelijk in
|
|
|
|
|
Verwijder het overtollige papier uit de lade.
|
|
Het papier overschrijdt de maximale hoogte voor stapels (aangegeven door een markeringspunt) in de invoerlade (lade 2 of 3).
|
|
Open de lade en controleer of de papierstapel de maximale hoogte overschrijdt.
|
|
Het papier plakt aan elkaar.
|
|
Verwijder het papier, buig het, draai het 180 graden of keer het om en plaats het dan opnieuw in de lade.
|
| Opmerking
|
Waaier het papier niet uit. Uitwaaieren kan statische elektriciteit opwekken waardoor het papier aan elkaar kan plakken.
|
|
Het papier voldoet niet aan de specificaties voor deze printer.
|
|
|
Het papier wordt gebruikt in een vochtige omgeving.
|
|
Gebruik een andere papiersoort.
|
|
De printer voert een onjuist paginaformaat in
|
|
|
|
Het juiste papierformaat is niet in de lade geplaatst.
|
|
Plaats papier van het juiste formaat in de lade.
|
|
Er is een onjuist papierformaat geselecteerd in het programma of de printerdriver.
|
|
Controleer of de instellingen in het programma en de printerdriver juist zijn, aangezien de instellingen van de printerdriver en het bedieningspaneel teniet worden gedaan door de instellingen van de toepassing en de instellingen van het bedieningspaneel teniet worden gedaan door de printerdriver.
|
|
Het juiste papierformaat voor Lade 1 is niet geselecteerd op het bedieningspaneel van de printer.
|
|
Selecteer het juiste papierformaat voor Lade 1 op het bedieningspaneel.
|
|
Het papierformaat is niet correct geconfigureerd voor de lade.
|
|
Druk een configuratiepagina af of gebruik het bedieningspaneel om te bepalen welk formaat is geconfigureerd voor de diverse laden.
|
|
De printer neemt papier uit de onjuiste lade
|
|
|
|
U gebruikt een driver voor een andere printer.
|
|
Gebruik de driver voor deze printer.
|
|
De opgegeven lade is leeg.
|
|
Plaats papier in de opgegeven lade.
|
|
In het submenu SYSTEEMINSTELLINGEN van het menu APPARAAT CONFIGUREREN is het ladegedrag van de opgegeven lade ingesteld op EERSTE.
|
|
Wijzig de instelling in UITSLUITEND.
|
|
Het papierformaat is niet correct geconfigureerd voor de lade.
|
|
Druk een configuratiepagina af of gebruik het bedieningspaneel om te bepalen welk formaat is geconfigureerd voor de diverse laden.
|
|
De instelling GEBRUIK GEWENSTE LADE van het bedieningspaneel is ingesteld op UITSLUITEND en de gewenste invoerlade is leeg. De printer gebruikt geen andere lade.
|
|
Plaats papier in de opgegeven lade.
|
Wijzig de instelling van UITSLUITEND in EERSTE in het menu APPARAAT CONFIGUREREN. De printer kan afdrukmateriaal in andere laden gebruiken als de opgegeven lade leeg is.
|
|
Papier wordt niet automatisch ingevoerd
|
|
|
|
In het softwareprogramma is handinvoer geselecteerd.
|
|
Vul Lade 1 of druk op als de lade is gevuld.
|
|
Er is papier van onjuist formaat geplaatst.
|
|
Plaats het juiste papierformaat.
|
|
|
Plaats papier in de lade.
|
|
Het papier van een eerdere storing is niet geheel verwijderd.
|
|
Open de printer en verwijder al het afdrukmateriaal dat in de papierbaan zit. Kijk het fusergedeelte zorgvuldig na op vastgelopen afdrukmateriaal. Raadpleeg Storingen.
|
|
Het papierformaat is niet correct geconfigureerd voor de lade.
|
|
Druk een configuratiepagina af of gebruik het bedieningspaneel om te bepalen welk formaat is geconfigureerd voor de diverse laden.
|
|
De papiergeleiders in de lade liggen niet tegen het papier.
|
|
Zorg ervoor dat de geleiders tegen het papier liggen.
|
|
De prompt voor handmatige invoer is ingesteld op ALTIJD. Er wordt altijd om handmatige invoer gevraagd, zelfs als er papier in de lade is geplaatst.
|
|
Open de lade, plaats het papier opnieuw en sluit de lade.
|
Of wijzig de instelling voor handmatige invoer in TENZIJ GELADEN zodat er alleen om handmatige invoer wordt gevraagd als de lade leeg is.
|
|
De instelling GEBRUIK GEWENSTE LADE van het bedieningspaneel is ingesteld op UITSLUITEND en de gewenste invoerlade is leeg. De printer gebruikt geen andere lade.
|
|
Plaats papier in de opgegeven lade.
|
Wijzig de instelling van UITSLUITEND in EERSTE in het menu APPARAAT CONFIGUREREN. De printer kan afdrukmateriaal in andere laden gebruiken als de opgegeven lade leeg is.
|
|
Het papier wordt niet vanuit Lade 2 en 3 ingevoerd
|
|
|
|
In de software is handmatige invoer of Lade 1 geselecteerd.
|
|
Vul Lade 1 of druk op als de lade is gevuld.
|
|
Er is papier van onjuist formaat geplaatst.
|
|
Plaats het juiste papierformaat.
|
|
|
Plaats papier in de opgegeven lade.
|
|
De correcte papiersoort voor de lade is niet geselecteerd op het bedieningspaneel.
|
|
Selecteer op het bedieningspaneel de juiste papiersoort voor de lade.
|
|
Het papier van een eerdere storing is niet geheel verwijderd.
|
|
Open de printer en verwijder al het afdrukmateriaal dat in de papierbaan zit. Kijk het fusergedeelte zorgvuldig na op vastgelopen afdrukmateriaal. Raadpleeg Storingen.
|
|
Lade 3 (papierinvoer voor 500 vel) verschijnt niet als optie.
|
|
|
Lade 3 is op de onjuiste wijze geïnstalleerd.
|
|
Druk een configuratiepagina af om te controleren of Lade 3 is geïnstalleerd. Als dit niet het geval is, controleert u of de optioneel geïnstalleerde papierinvoer voor 500 vel correct op de printer is bevestigd.
|
|
Het papierformaat is niet correct geconfigureerd voor de lade.
|
|
Druk een configuratiepagina af of gebruik het bedieningspaneel om te bepalen welk formaat is geconfigureerd voor de diverse laden.
|
|
De papiergeleiders in de lade liggen niet tegen het papier.
|
|
Zorg ervoor dat de geleiders tegen het papier liggen.
|
|
De instelling GEBRUIK GEWENSTE LADE van het bedieningspaneel is ingesteld op UITSLUITEND en de gewenste invoerlade is leeg. De printer gebruikt geen andere lade.
|
|
Wijzig de instelling UITSLUITEND of plaats papier van het juiste formaat in de invoerlade.
|
|
Transparanten of glanspapier worden niet ingevoerd
|
|
|
|
Er zijn wellicht transparanten geplaatst die niet voldoen aan de specificaties van HP.
|
|
Gebruik transparanten die zijn ontworpen voor HP Color LaserJet printers.
|
|
De juiste papiersoort is niet geselecteerd in de software of de printerdriver.
|
|
Zorg ervoor dat in de software of in de printerdriver de juiste papiersoort is geselecteerd.
|
|
|
Verwijder het overtollige papier uit de lade. Controleer of de stapel onder de maximale hoogte voor stapels (aangegeven door markeringspunt) blijft in Lade 2 of 3. Overschrijd de maximale stapelhoogte voor Lade 1 niet.
|
|
Het papier in een andere lade heeft hetzelfde formaat als de transparanten en de printer is standaard ingesteld voor de andere lade.
|
|
Zorg dat de lade met de transparanten of het glanspapier is geselecteerd in het programma of in de printerdriver. Gebruik het bedieningspaneel van de printer om de lade te configureren voor de papiersoort die is geplaatst. Raadpleeg Laden configureren.
|
|
De lade met de transparanten of het glanspapier is niet juist geconfigureerd voor het soort afdrukmateriaal.
|
|
Zorg dat de lade met de transparanten of het glanspapier is geselecteerd in het programma of in de printerdriver. Gebruik het bedieningspaneel van de printer om de lade te configureren voor de papiersoort die is geplaatst. Raadpleeg Laden configureren.
|
|
Enveloppen lopen vast of worden niet ingevoerd in de printer
|
|
|
|
Enveloppen zijn in een niet-ondersteunde lade geplaatst. Voor enveloppen mag alleen Lade 1 worden gebruikt.
|
|
Plaats enveloppen in Lade 1.
|
|
De enveloppen zijn gekruld of beschadigd.
|
|
Probeer andere enveloppen te gebruiken. Bewaar enveloppen in een geregelde omgeving. Raadpleeg Enveloppen voor meer informatie.
|
|
De enveloppen zijn dichtgeplakt omdat het vochtigheidsgehalte te hoog is.
|
|
Probeer andere enveloppen te gebruiken. Bewaar enveloppen in een geregelde omgeving.
|
|
De oriëntatie van de envelop is onjuist.
|
|
|
Deze printer biedt geen ondersteuning voor de gebruikte enveloppen.
|
|
|
Lade 1 is geconfigureerd voor een ander formaat dan enveloppen.
|
|
Configureer het formaat van Lade 1 voor enveloppen.
|
|
De uitvoer is gekruld of gekreukt
|
|
|
|
Het papier voldoet niet aan de specificaties voor deze printer.
|
|
|
Het papier is beschadigd of in slechte staat.
|
|
Verwijder het afdrukmateriaal uit de lade en plaats afdrukmateriaal dat in goede staat is.
|
|
De printer werkt in een uitzonderlijk vochtige omgeving.
|
|
Controleer of de afdrukomgeving binnen de vochtigheidsspecificaties valt.
|
|
Er worden grote effen vlakken afgedrukt.
|
|
Grote effen vlakken kunnen uitzonderlijke krulling veroorzaken. Probeer een ander patroon te gebruiken.
|
|
Het gebruikte papier is niet juist bewaard en is mogelijk vochtig.
|
|
Verwijder het papier en vervang het door papier uit een nieuw, ongeopend pak.
|
|
Het afdrukmateriaal heeft slecht afgesneden randen.
|
|
Verwijder het papier, buig het, draai het 180 graden of keer het om en plaats het dan opnieuw in de lade. Waaier het papier niet uit. Als het probleem zich blijft voordoen, moet u het papier vervangen.
|
|
De specifieke papiersoort is niet geconfigureerd voor de lade of is niet in de software geselecteerd.
|
|
Configureer de software voor het papier. Raadpleeg hiervoor de documentatie bij de software. Configureer de lade voor het papier. Raadpleeg Laden configureren.
|
|
Het afdrukmateriaal is eerder gebruikt.
|
|
Gebruik papier niet opnieuw.
|
|
Printer kan niet dubbelzijdig afdrukken of drukt onjuist af (dubbelzijdig afdrukken)
|
|
|
|
U probeert dubbelzijdig af te drukken op niet-ondersteund papier.
|
|
|
De printerdriver is niet ingesteld voor dubbelzijdig afdrukken.
|
|
|
De eerste pagina wordt afgedrukt op de achterkant van een voorbedrukt formulier of een vel met briefhoofd.
|
|
Als u Lade 1 gebruikt, plaatst u het briefhoofdpapier met de afdrukzijde naar onder en met de onderzijde als eerste in de lade. Als u Lade 2 of Lade 3 gebruikt, plaatst u het briefhoofdpapier met de afdrukzijde naar boven en de bovenrand van de pagina naar de achterzijde van de lade gericht. Raadpleeg Dubbelzijdig afdrukken (duplex) gebruiken voor meer informatie.
|
|
Printermodel ondersteunt het automatisch dubbelzijdig afdrukken niet.
|
|
De HP Color LaserJet 3000, 3000n, 3600, 3600n, 3800 en 3800n ondersteunen het automatisch dubbelzijdig afdrukken niet. Raadpleeg Handmatig dubbelzijdig afdrukken.
|
|
De printerconfiguratie is niet ingesteld op dubbelzijdig afdrukken.
|
|
Voer de automatische configuratiefunctie uit:
|
1.
|
Klik op de taakbalk van Windows op Start, vervolgens op Instellingen en daarna op Printers.
●
|
Klik in Windows 2000 en Windows XP op Start en vervolgens op Printers.
|
|
2.
|
Selecteer de printer.
|
3.
|
Klik in het menu Bestand op Eigenschappen.
|
4.
|
Klik op het tabblad Apparaatinstellingen of op het tabblad Configureren.
|
5.
|
Klik onder Installeerbare opties op Automatische configuratie.
|
6.
|
Klik op Nu bijwerken.
|
|
Er wordt op één zijde afgedrukt, zelfs als dubbelzijdig afdrukken (duplex) is geselecteerd
|
|
|
|
Handmatig dubbelzijdig afdrukken is niet ingeschakeld.
|
|
|
Het geselecteerde papierformaat is niet geschikt voor dubbelzijdig (duplex) afdrukken.
|
|
Plaats en selecteer een papierformaat en -soort dat wordt ondersteund voor dubbelzijdig afdrukken.
|
|
HP 3000 3600 3800 Problemen met de papierverwerking