Het Klaar-lampje van de printer brandt niet.
|
|
Druk op Stop om de printer naar de status Klaar te laten terugkeren.
|
|
De bovenklep is niet gesloten.
|
|
Sluit de bovenklep stevig.
|
|
Het Gegevens-lampje knippert.
|
|
De printer ontvangt waarschijnlijk nog steeds gegevens. Wacht tot het Gegevens-lampje niet meer knippert.
|
|
<KLEUREN>CARTRIDGE VERVANGEN wordt weergegeven op het display van het bedieningspaneel.
|
|
Vervang de aangegeven printcartridge.
|
|
Er wordt een ander printerbericht dan Klaar op het bedieningspaneel van de printer weergegeven.
|
|
|
Wellicht is er een MS-DOS-time-out voor de parallelle poort opgetreden.
|
|
Voeg de opdracht MODE toe aan het bestand AUTOEXEC.BAT. Raadpleeg de handleiding van MS-DOS voor verdere informatie.
|
|
De PS-personality (PostScript-emulatie) is niet geselecteerd.
|
|
|
In uw softwareprogramma of printerdriver is niet de juiste printerdriver geselecteerd (alleen HP Color LaserJet 3000 en 3800-serie printers).
|
|
Selecteer de PS-driver in het softwareprogramma of de printerdriver.
|
|
De printer is niet juist geconfigureerd.
|
|
|
De computerpoort is niet geconfigureerd of werkt niet goed.
|
|
Sluit een ander randapparaat aan op deze poort om te controleren of de poort goed werkt.
|
|
De printer heeft een onjuiste naam gekregen voor het netwerk of voor een Macintosh-computer.
|
|
Gebruik voor Macintosh het juiste hulpprogramma om de printer een naam te geven in het netwerk. Selecteer de AppleTalk-zone en de printer in de Kiezer.
|
|